zondag 18 maart 2012

Te voet door de Hel met Drs. P


De meesterwerken van de wereldliteratuur komen in twee soorten: de boeken die iedereen gelezen heeft en hoog in het hart draagt, en die waarvan iedereen zegt : "Ik heb het meer dan eens geprobeerd, maar er is echt geen doorkomen aan."
Een voorbeeld van deze tweede soort is de Divina Commedia van Dante, een driedelig werk dat in 14.233 versregels het relaas brengt van Dante's bezoek aan de Hel, de Louteringsberg en het Paradijs. Onmisbare lectuur voor wie zich wil verdiepen in de middeleeuwse theologie of in de politieke strubbelingen van Firenze rond 1300. Maar als je daar minder interesse voor hebt ligt het wat moeilijker. Je leest zoiets ook niet in het Italiaans, hoe warm dat ook wordt aanbevolen. Toch voelen vandaag nog talloze lezers zich door Dante's ruim 700 jaar oude meesterwerk aangetrokken. Vooral de Hel ligt goed in de markt, met niet minder dan vier recente Nederlandse vertalingen. Lectuur van de twee andere delen wordt als facultatief beschouwd. Wie over de Divina Commedia praat, heeft het eigenlijk over de Hel.
Tot de verbeelding spreken vooral de vele folteringen die de verdoemden daar wachten. Folteringen die steeds erger worden, naarmate je dieper afdaalt. De Hel is ingedeeld in concentrische cirkels die een soort trechter vormen, ongeveer zoals een steengroeve of kopermijn, die je ook niet voor je plezier bezoekt. Een Toren van Babel, maar dan ondersteboven. De trechter gaat helemaal tot de kern van de aarde. Er heerst dus zeker geen plaatsgebrek. Op het diepste punt zit de grootste zondaar van allemaal: Lucifer.

Maar al herleid je de Divina Commedia tot alleen de Hel, dan blijft het nog een hele boterham, en wie een lang verhaal kort wil maken kan zich best bij Drs. P aanmelden. Diens dichtwerk Mijn reis met Dante door de Hel uit 2003 volgt vrij getrouw de 34 zangen van Dante's Inferno, maar dan gezien uit het oogpunt van Dante's gids, de dichter Vergilius. Vandaar dat Drs. P zijn Reis met Dante presenteert als de vertaling van een onbekend gebleven Latijnse tekst.

Ik had de Hel destijds al eens bezocht
Erichtho immers had me aangezet –
Nu ja, te lang om over uit te weiden

Als kenner had ik dus een soort brevet
Om Dante vakbekwaam te begeleiden
Zoals u reeds begrepen hebben zult

Ik wou hem niet volledig voorbereiden
Op foltering, ontreddering, tumult –
Op spookgestalte, demon en gedrocht

Moest hij die schrik bij voorbaat ondergaan?
Dat deed ik hem toch liever maar niet aan

Als oude Romein is Vergilius volstrekt niet op de hoogte van ecclesiastische achtergronden en andere danteske rompslomp, en hij toont er ook nergens belangstelling voor. De ketter Vergilius, duidelijk een alter ego van Drs. P, houdt zich strikt bij het feitelijke relaas van de excursie, en draagt er zorg voor dat je blijft doorlezen. Zo is deze versie van Dante's Hel beslist de meest toegankelijke die ooit het licht zag.

Oogrijm
Als versvorm koos Drs. P voor het onzijn (rijmschema : abc / bcd / cda / ee), dat met Polzeriaanse nauwgezetheid wordt toegepast, en nog wel in oogrijm. Oogrijm, jawel, u leest het goed. Het houdt in dat de rijmwoorden, behalve exact hetzelfde klinkend, ook visueel moeten accorderen. ‘God’ blijft rijmen op ‘gebod’, maar niet meer op ‘lot’, terwijl dat toch handig uitkwam. 'Baard' rijmt niet langer op 'staart', 'refrein' niet op 'konijn', en ‘cadeau’ niet op ‘maillot’ of ‘tournedos’. Aan een rijmwoordenboek heb je dus niet veel meer, als oogrijmdichter. Je kunt het al net zo goed bij het oud papier zetten. In andere talen slaat het oogrijm nog verwoestender toe. 'Don’t be vague, ask for Haig’ klinkt perfect, maar als oogrijm is het een vloek. Zelfs ‘Du pain, du vin, du Boursin’ zal de oogrijmer met spijt in ’t hart in de prullenmand mikken.
Vanzelfsprekend is Drs. P niet alleen de schepper van het oogrijm, maar ook de enige op aarde die het toepast. Eigenlijk zat het er aan te komen, want wie zijn oeuvre overschouwt valt op dat hij zich met de jaren steeds hogere eisen ging stellen. Waar hij in zijn nog studentikoze 'Zang- en leesboekje voor belangstellenden' uit 1953 'sterren' onbekommerd laat rijmen op 'parterre', 'blèren' en 'carrière', ontwikkelde hij zich kort daarop als een voorvechter van de uitgangs-n, die een vers als
Let op! U moet bij felle koude
Het lichaam in beweging houden
Heerst daarentegen felle hitte
Dan kunt u beter blijven zitten
ontoelaatbaar vond. En dit in een land waar dichters al lang blij zijn als hun verzen hier en daar nog zo’n beetje assoneren... Dat hij uiteindelijk bij oogrijm zou aanlanden, viel haast te voorspellen. Het mooie aan oogrijm is vooral dat de vlotte lezer het niet eens opmerkt.

Klassiek, maar kort
Het is niet de eerste keer dat Drs. P een klassieker uit de wereldliteratuur herwerkt. In Greep uit de boekenkast, verschenen in 2002 als eindejaarsgeschenk van Querido uitgevers, resumeerde en becommentarieerde hij in 94 ollekebollekes auteurs als Julius Caesar en Karl Marx, Freud en Sade, Flaubert en Cervantes. Leest u maar even mee:

Spaanse romanfiguur
Zelfverklaard edelman
Met een soort schildknaap
En op een soort paard

Werd door zijn schromelijk
Amateuristische
Heldenverrichtingen
Wereldvermaard


Honderden pagina’s!
Klauwaerts en Leliaerts!
Voetvolk hakt ridders
Finaal in de pan

Boogschuttersactie en
Hellebaardiersgedoe
Hendrik Conscience -
Die kon er wat van


Saaie provincieplaats
Emma, een doktersvrouw
Vindt voor haar echtgenoot
Een remplaçant

Wordt in haar inkopen
Onverantwoordelijk
Maakt grote schulden –
Tot slot zich van kant


Ook nog in 2002 verscheen van hem De Odyssee, integraal naverteld in 79 ollekebollekes. Bij een zodanig gecomprimeerde synopsis denkt men wellicht aan een karikatuur, maar dat is Polzer's Odyssee geenszins, en de Reis met Dante door de Hel evenmin. Er wordt niets vertekend of belachelijk gemaakt. Het is alleen beknopt, uitzonderlijk beknopt, al telt de Reis toch nog 2.420 versregels.

Naar het middelpunt der aarde
Vergilius kent de Hel goed, want hij had ze al eens bezocht en woont er bovendien, voor eeuwig en altijd, al heeft hij niets misdaan. In tegenstelling tot Dante, voor wie alles nieuw is, weet hij dus opperbest hoe het daar beneden toegaat. Maar liever dan zijn gezel te waarschuwen, laat hij hem als een goede leermeester alles zelf ontdekken:

Hij wist nog niet wat hem te wachten stond
Daarover hield ik wijselijk mijn mond


Vergilius woont in de bovenste kring, die der ongedoopten. Dat hij het doopsel niet ontving kon hem nochtans niet kwalijk genomen worden, aangezien hij in 19 voor Christus overleed. Maar ja, zijn ziel moest érgens huizen.
De limbo (zo heet die bovenste kring) is beslist geen onaangenaam verblijf. Er staat een kasteel met rondom een lieflijk riviertje, waar je overheen kunt wandelen als was het vaste grond. Het is er licht en rustig, en je ontmoet er de grote figuren uit de oudheid die eveneens zonder doopsel door het leven moesten: dichters als Homerus en Horatius, filosofen als Zeno en Seneca, wetenschappers als Ptolemaeus en Euclides. De kwelling die zij ondergaan is louter psychisch van aard, maar daarom niet minder hels: zij zijn tot de vaststelling gekomen dat er een veel mooier hiernamaals is, het Paradijs, een plek waar zij als ongedoopten helaas nooit toegang zullen krijgen. Zij blijven dus volstrekt zonder hoop vervuld van een eeuwig verlangen.

Vanaf de tweede kring beginnen de fysieke kwellingen. Hier zitten de wellustigen, die eindeloos worden meegesleept in een loeiende storm. De twee vrienden treffen er de diep verdorven Cleopatra aan, maar ook de mooie Helena, die het in principe toch niet helpen kon dat zij door Paris werd gekidnapt. Vergilius lijkt de katholieke denktrant inzake zondigheid niet altijd goed te vatten, en meer dan eens vindt hij de strafmaat overdreven. Zijn antieke zienswijze is vergeleken bij Dante eigenlijk heel modern.
Naarmate ze dieper in de hel afdalen valt Dante van de ene ontzetting in de andere, terwijl het commentaar van Vergilius vrij laconiek blijft. Hij maakt zich vooral zorgen over zijn kameraad, die af en toe zelfs flauw valt van alteratie. Tegelijk denkt hij met nauw verholen binnenpret aan de verschrikkingen die nog komen moeten.
Bij de ketters gekomen raakt Dante aan de praat met allerlei bekenden uit Firenze, die liggen te branden in half geopende graftomben.

Het werd mijn vriend steeds treuriger te moe
Er viel ook niets te lachen, geef ik toe


Nog wat dieper zitten de geweldplegers die baden in een rivier van kolkend bloed en vanaf de wal bestookt worden met pijlen. Om aan de stank te wennen verpozen ze even:

Wij gingen zitten. Ach... een beker wijn
Zou ons heel goed van pas gekomen zijn


Even later rijst uit de diepten een gevleugeld reptiel op om hen op te halen, en op de rug van deze helse taxi dalen ze af naar de kring der bedriegers. Hier treden voor het eerst de duivels op, die hun slachtoffers ranselen met zwepen. Het stuit Vergilius tegen de borst dat ook de koppelaars deze behandeling moeten ondergaan, en hij neemt het voor hen op:

‘Waar hebben zij dit alles aan verdiend?
Ze waren hoerenbazen, souteneurs
Personen die, afstandelijk bekeken

Slechts makelaars zijn op de liefdesbeurs
Het zal hun aan fijnzinnigheid ontbreken
Maar bijna deugdzaam zijn ze (dunkt me wel)

Met moordenaars en rovers vergeleken
Toch zitten ze veel lager in de Hel...
Uw zedenleer is ongerijmd, mijn vriend!'

Ik uit me liever niet zo ideëel
Maar ja - dit werd me af en toe te veel


Ze treffen er ook Jason aan, wat voor Vergilius aanleiding is om zijn reisgenoot de hele historie van het Gulden Vlies voor de ogen te toveren, de fantastische avonturen van de Argonauten op de Middellandse zee, en de monsterlijke wraakzucht van Medea. Vergilius bewonderde het vierdelige epos Argonautika van de Griekse dichter Apollonius, geschreven rond 250 voor Christus, en zijn Aeneis is er op geïnspireerd.
Het mythologisch intermezzo neemt niet minder dan 40 onzijnen in beslag, zodat Dante (en de lezer met hem) haast vergeet dat hij zich in de Hel bevindt. Tegen het eind is Vergilius er zelf moe van, en bekruipt hem de twijfel of hij niet wat te breedvoerig is geweest:

'Ik denk dat hij (al uitte hij geen klacht)
Een kortere vertelling had verwacht'


Weer wat dieper in de Hel treffen ze verdoemden aan die dobberen in een fecale brij. Anderen lopen met het hoofd achterstevoren gezet, of ondergaan keer op keer de meest fantasierijke verminkingen. Eén enkeling dwaalt rond met in de hand zijn eigen hoofd, dat hij bij de haren voor zich uit houdt, als was het een lantaarn. Dit wekt bij Dante de grootste deernis op, maar het hoofd blijkt een en ander te relativeren:

'Het zeulen met een hoofd kan moeizaam blijken
Maar stelt de eigenaar toch zonder meer
In staat om onder meubilair te kijken
Of over een niet al te hoge muur
Hetgeen zijn leven merkbaar zal verrijken'
Hierdoor werd Dante weer wat opgelucht
En uit het hoofd kwam slechts een diepe zucht

Uiteindelijk komen ze in de laatste kring. Van hellevuur is hier geen sprake meer, integendeel : het is een troosteloze ijsvlakte onder schemerlicht, waarin de verraders vastgevroren zitten - 'een situatie waar men nooit aan wende'.

'Er werd op deze vlakte niet geschaatst
Van ijspret spreken ware hier misplaatst'


Er staat een fikse, ijskoude wind, die veroorzaakt wordt door de metershoge vlerken van niemand minder dan Satan zelve. Zijn kolossale, dichtbehaarde lichaam rijst tot borsthoogte op uit het ijs. Hij heeft drie gezichten en dus ook drie monden, waarmee hij knabbelt op de ergste zondaars van allemaal, de verraders van hun eigen weldoeners. Eén van hen is natuurlijk Judas. Op dit punt gekomen haalt Vergilius opeens een welberaden krachttoer uit: hij neemt Dante op zijn rug, grijpt zich vast aan Satans vacht en daalt langs zijn lichaam af in de smalle doorgang tussen pels en ijs. Dan keert hij zich moeizaam om en klautert weer omhoog, zonder evenwel van richting te veranderen. Wat eerst naar beneden was, blijkt opwaarts te zijn geworden, en even later staan onze vrienden weer overeind op een rotsachtig terrein, waaruit ze de monsterlijke benen van Satan zien opsteken. Ze bevinden zich nu op de onderzijde van het noordelijk halfrond, waar zich de Louteringsberg verheft. Geduldig legt Vergilius zijn verbouwereerde metgezel uit hoe de vork in de steel zit:

'Wij kwamen langs het middelpunt der Aarde
En ondergaan nu weer de zwaartekracht
Het zit heel logisch in elkaar, mijn waarde'
(Waarbij ik heimelijk het mijne dacht)
Hij knikte, maar begreep het niet zo vlot



Mijn reis met Dante door de Hel is geïllustreerd met tekeningen van de Italiaanse kunstenaar Sandro Botticelli. Zijn werk is van een niveau dat je heden ten dage nog zelden ziet. Hij probeerde ook Satan's bizarre positie in het middelpunt der aarde te verduidelijken. Maar om het helemaal precies te vatten moet je eigenlijk een Middeleeuwer zijn.


Heinz Polzer's herwerking van de Divina Commedia van Dante verscheen in 2003 bij Atheneum-Polak & Van Gennep.
Een eerdere versie van bovenstaand artikel verscheen in 2004 op theartserver.org


Paul ILEGEMS
mei 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten