zondag 26 februari 2012

Eih bennek eih blavek

Met de Brusselse première van Spielbergs eerste Tintinfilm is Hergé deze dagen enorm 'in'. Reden genoeg om nog eens een oud album uit de kast te halen, bijvoorbeeld 'De scepter van Ottokar', verschenen in 1939. En meteen ook reden genoeg om daaraan de naam van deze blog te ontlenen.

Ottokar IV was in de 14de eeuw de eerste 'echte' koning van Syldavië. Op onderstaande miniatuur is hij te zien met in de hand zijn scepter, die versierd is met de kop van een gekroonde pelikaan. Hij heeft hem net gebruikt om er een gewapende samenzweerder een klap mee te geven. De man ligt met hoofdpijn op de grond. Op zijn borst geen pelikaan, maar een stierenkop - wellicht het embleem van een vijandige groepering. Uit 's konings mond ontsnapt een banderol, voorloper van de beeldverhaalblaas, waarop de historische woorden die hij bij die gelegenheid uitsprak: "Eih bennek, eih blavek" - later vereeuwigd in 's lands devies.


Hergé vertaalde dit voor zijn Franstalige lezers als 'Qui s'y frotte, s'y pique', wat zoveel betekent als 'Wie zijn gat brandt moet op de blaren zitten'.
Maar dat is duidelijk niet wat de koning werkelijk zegt. Hergé maakte zijn Franstalige lezers zomaar wat wijs. 'Qui s'y frotte, s'y pique' was trouwens al benomen door de hertogen van Orléans, wier wapenschild getooid is met een stekelvarken.
Maar ‘Eih bennek, eih blavek’ was nog vrij, want pas in 1855 sprak maarschalk Mac-Mahon het gevleugelde woord "J'y suis, j'y reste" tijdens het beleg van Sebastopol (ja, inderdaad - dezelfde Mac-Mahon die zestien jaar later zou instaan voor de barbaarse onderdrukking van de Commune van Parijs, waarbij hij echter geen gevleugeld woord meer sprak - hij zei niet eens 'Tegen democraten helpen slechts soldaten' want dat was al in 1848 gezegd door Wilhelm von Merckel, en bovendien rijmde het niet in het Frans, en zoals wij weten worden gevleugelde woorden die niet rijmen niet door Pegasus ondersteund).

De wijze Ottokar, eeuwen vooruitlopend op Mac-Mahon, had exact hetzelfde gezegd in de landstaal van zijn koninkrijk, die toeval of niet verbazend goed lijkt op het Brusselse dialect. Dat de voertaal van Syldavië, hoewel duidelijk een Balkanland, een variant is van het Nederlands blijkt ook uit de middeleeuwse tekst onder de miniatuur, die grondig werd geanalyseerd door de Amerikaanse amateur-linguïst Mark Rosenfelder. Zijn bevindingen zijn terug te vinden op http://www.zompist.com/syldavian.html. Rosenfelder kon ruim 80% van het Syldavisch achterhalen en terugvoeren naar het Brusselse dialect.
Waarmee Hergé de Duizenddichter lijkt bij te treden, die met enige overtuigingskracht aantoonde dat alle talen voortgekomen zijn uit één enkele oertaal: het Nederlands.
Ook latere Kuifjeverhalen of Tintin stories als 'De zaak Zonnebloem' en 'Raket naar de maan' spelen in Syldavië en dragen bij aan onze kennis van het Syldavisch :
"Hält! Ihn dzekhoujchz blaveh!" roept een grenswachter naar kapitein Haddock die uit de auto wil stappen. 'Halt! In de koets blijven!'
En naar zijn collega Wladimir : "On fläsz Klowaswa vüh dzapeih... Eih döszt!" 'Een fles Klow water voor die pee... hij heeft dorst!'
Nog een andere bewaker zegt tegen de chauffeur : "Güdd! ...Zrädjzmo!... Zsalu endzoekhoszd..." 'Goed! Rijd maar! Salu en de kost...'
En als verblijfplaats van Professor Zonnebloem lezen we op een telegram : 'Klazdrodje' - 'Klein straatje'.

Hergé hield erg van woordspelingen, taalraadsels, geheimschrift en dergelijke meer. Zijn creatie van het Syldavisch is daar een uiting van en maakt hem tot een imaginair maar daarom niet minder volwaardig lid van OuLiPo, het Ouvroir de Littérature Potentielle, een zijtak van de 'patafysica. Maar de leden van OuLiPo kenden geen woord Nederlands, en zelfs geen Brussels (tenzij misschien André Blavier), en toen OuLiPo anno 1960 werd opgericht bestond er nog geen Nederlands equivalent.
Sinds 1981 echter wél, met de publicatie van het standaardwerk 'Opperlandse taal & letterkunde' van Battus, twee jaar vóór het overlijden van Hergé. En aangezien Hergé niet het Frans maar het Nederlands heeft uitgekozen als zijn speelterrein, zou je hem eerder bij de Opperlandici inlijven dan bij OuLiPo.

Jammer voor Hergé, dat hij als Opperlander niet meteen het gezelschap vond van illustere medestanders als Rudy Kousbroek, Gerrit Komrij, Kees Stip en Drs. P. Jammer voor Battus ook, die hem over het hoofd zag. Dat komt ervan, als je te weinig strips gelezen hebt.


Paul ILEGEMS
okt 2011



Geen opmerkingen:

Een reactie posten